image/svg+xml

Elektrisch licht in Stad Vollenhove

Verhaal

Elektrisch licht in Stad Vollenhove

Plaatje bij verhaal: 70-0583.jpg

De beginfase van elektrisch licht in Stad Vollenhove

Als het over elektriciteit gaat tijdens één van de raadsvergaderingen dan gaat het steevast over elektrisch licht. In de beginjaren had het ook alleen deze toepassing. Per huishouden was het mogelijk om een paar lampen aan te laten sluiten op de stroomvoorziening. Nu kunnen we ons geen huishouden meer indenken zonder electriciteit: verlichting, verwarming, koelkast en vriezer en alle opladers voor verschillende voorzieningen etc. een paar uur zonder stroomvoorziening geeft al benauwde momenten.

De beginperiode van het Elektriciteitsbedrijf in Stad Vollenhove ligt rond 1917, dan is er sprake van een Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf, jaarlijks wordt er een begroting en een rekening door de gemeenteraad vastgesteld.

In de plaatselijke elektriciteitscentrale wordt energie opgewekt maar het zal niemand verbazen dat er vervolgens klachten binnenkomen over de uitstoot van rook die de (turf of kolengestookte) centrale met zich meebrengt. De kosten van die centrale bedroegen bij de stichting niet minder dan 80.000 gulden, de gemeente sluit een lening af en wil die in twintig jaar tijd aflossen. Hoe hoog de verwachtingen ook waren gespannen, de feitelijke situatie is minder rooskleurig. Aan ieder lichtpuntje zit wel een schaduwzijde. De voortgang van de aanleg van het netwerk stagneren meer dan eens. De gemeentearbeider is van goede wil maar het ontbreekt aan voldoende materiaal, vooral koperdraad is in deze periode schaars. Net na Wereldoorlog I en van alle kanten schakelen gemeenten over op elektriciteit. Een tweede probleem is de onjuist berekende capaciteit van de stoommachine in de elektriciteitsfabriek. Opnieuw wordt er advies gevraagd, vergaderingen met gesloten deuren volgen. Weliswaar staat het onderwerp er niet bij maar impliciet valt wel op te maken dat over aanvullende maatregelen gaat om de stroomvoorziening op peil te brengen.

De burgemeester brengt samen met nog enkele anderen een interessant werkbezoek aan broodfabriek ,,Ceres" in Amsterdam (Ceres begon in 1857 als Stoommeel- en broodfabriek, op een locatie tussen de Lijnbaansgracht en de Vijzelgracht). De broodfabriek biedt een overtollig geworden locomobiel aan die in Stad Vollenhove als tweede machine dienst kan gaan doen om zo de broodnodige extra capacteit te leveren. Na ampele beraadslaging wordt de aankoop door de gemeenteraad beklonken en komt de locomobiel naar Vollenhove.  

Heel lang heeft de constructie ven een Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf niet bestaan, na verloop van slechts enkele jaren neemt de IJsselcentrale de kleine gemeentelijke energiebedrijfjes over. De IJsselcentrale is in 1911 opgericht en de elektricteitscentrale staat tot 1955 aan de Weteringkade in Zwolle. In Stad Vollenhove komen overname besprekingen al in 1921 op gang. Op dat moment wordt ook duidelijk hoe kwetsbaar de financiële positie is van een gemeente met de omvang van Stad Vollenhove, er waren al geldleningen afgesloten voor de aanleg van een netwerk, maar bij de overname van het bedrijf wil de IJsselcentrale niet een lijk in de kast in de vorm van schulden geconfronteerd worden. De gemeente ziet zich hierdoor genoodzaakt om een extra lening van 40.000 gulden af te sluiten. Een gemeente als Stad Vollenhove heeft nauwelijks geld in kas, soms moet er voor de aankoop ter waarde van 500 gulden al een lening worden afgesloten, als het dan om veel grotere bedragen gaat dan is dat de aangewezen oplossing: een nieuwe tijdelijke kasgeldlening. Op zo'n moment kijkt Gedeputeerde Staten (GS) graag even mee in het financiële huishoudboekje van de gemeente. Zelden wordt een lening door GS tegengehouden, de gemeente is wat dat aangaat autonoom. Bij de overname door de IJsselcentrale Stad Vollenhove verplicht om mee te betalen aan de kosten van een kabel tussen Zwolle en Zwartsluis en Zwartsluis - Kuinre. Tegen de kosten van de kabel Zwolle- Zwartsluis tekent de raad bezwaar aan maar deze kosten zorgen er wel voor dat een stabiele levering gegarandeerd is.

De aanloopperiode moet door velen als lastig zijn ervaren. In veel gemeenten waar een electricteitsnetwerk wordt aangelegd pionieren volop. Op de vergadertafel komen dan ook met regelmaat klachten aan de orde. De sterkte van de ene of de andere lamp is wisselend. Na onderzoek blijkt dat er bij de ene aansluiting gebruik is gemaakt van goed geleidend koperdraad en bij de andere van zinkdraad, dit laat de stroom veel minder goed door en dat veroorzaakt kwaliteitsverlies bij het schijnsel van een lamp.

Onder het motto: ,,Wie appelen vaart appelen eet" bedingt de directeur van het elektriciteitsbedrijf dat hij vrij gebruik van een lamp heeft. De directeur wordt korte tijd later ook aangesteld als bode, iemand die in dit geval met de kwitanties langs de deur gaat om het verschuldige bedrag voor de aansluiting op te halen. Het kwam vaker voor dat bijvoorbeeld machinisten per jaar een zeker gewicht aan steenkolen voor eigen gebruik kregen toegewezen. Dit kan als een vorm van secundaire arbeidsvoorwaarden worden gezien, zonder de verplichte bijtelling daarvan voor de plaatselijke hoofdelijke omslag (dit is de huidige inkomstenbelasting).

Wat overal wel duidelijk is: er wordt beknibbeld op de kosten, energie is duur in die eerste jaren. 1 Kwh/ kost 60 cent, de betaling gaat per lamp of per gebruiksvoorwerp zoals een strijkijzer. Hierbij wordt dan onderscheid gemaakt tussen het beroepsmatig gebruik van een strijkijzer of voor eigen huishoudelijk gebruik.

Om even een indicatie te geven:

een lamp van 100 kaars kost 40 gulden per jaar en een lamp van 150 kaars 55 gulden, een strijkijzer voor beroepsmatig gebruik 15 gulden en voor eigen gebruik 7,50 gulden per jaar. Voor kerken, landbouwers, scholen, werkplaatsen en winkels hangt het jaartarief af van het aantal lampen en de sterkte van de lampen. De kleine kerk had acht lampen en werd daarom een bedrag van 90 gulden in rekening gebracht. Opmerkelijk is dat de Nederlands Hervormde kerk in het overzicht ontbreekt, of deze kerk had nog geen elektrisch licht of was vrijgesteld.

In 1919 wordt er nog gerekend met lampen van 50 en 25 kaars, dat er een paar jaar later al lampen zijn van 100 en 150 kaars moet een enorme vooruitgang zijn geweest. Een huishouden met 2 lampen van 50 kaars en een omschakelaar betaalde hier in 1919 per jaar 48 gulden voor. Een speciale bepaling voor ambachtslieden en winkeliers: werkplaatsen en winkels mochten tot 's avonds acht uur verlicht zijn. Voor boerderijen was nog geen tarief vastgesteld, dat kwam vooral omdat de kosten nog niet waren berekend voor het aanleggen van een aansluiting bij een boerderij.

Onderzoek moet uitwijzen of er ook fraude wordt gepleegd, maar welke ambtenaar is belast met het opsporen van misbruik?

In 1920 wordt voorgsteld om de stroomvoorziening gedurende twee maanden te onderbreken. Dat is in de zomerperiode en zal om twee redenen in die weken zijn gedaan: er is lang daglicht, het noodzakelijke onderhoud aan de ketel van de centrale kan dan worden verricht en de machinist van de centrale kan twee weken met verlof. Stoomketels moeten jaarlijks gekeurd worden door de Dienst van het Stoomwezen, de ketel moet dan leeg en schoongebikt zijn zodat de inspecteurs onder andere de wanddikte kunnen controleren. De vraag of de stroomlevering ook echt stopgezet is, is niet te achterhalen. De directeur van het elektriciteitsbedrijf mocht bij de aangeslotenen na gaan vragen waar de voorkeur zou liggen: stopzetten of een extra bijdrage betalen zodat er stroom geleverd zou blijven worden. Duidelijk is dat de gemeente niet bereid is om de extra kosten te betalen.

Nu ligt de beginperiode van deze nieuwe voorziening ook in de periode waarin de situatie van veel huishoudens allerbelabbertst is te noemen: werkloosheid, vrijwel geen inkomsten en wel de vaste lasten. Sommige huurders beëindigen dan ook de leveringsovereenkomst, in 1921 zijn dat in ieder geval de acht huurders van de gemeentelijke arbeiderswoningen. Ook het kerkbestuur van de Rooms Katholieke kerk heeft in december 1919 het elektrisch licht opgezegd, de belangrijkste reden was dat er 's morgens geen licht beschikbaar was. Kennelijk was het beëindigen van deze contracten voldoende reden voor Burgemeester en Wethouders om de raad in oktober 1920 toch een voorstel voor te leggen het elektrisch licht in de ochtenduren eerder beschikbaar te stellen.

Weer een ander probleem is de de aanlichting van lampen met verschillende lichtsterkte 25 of 50 kaars. Tot dat moment was kaars de eenheid voor lichtsterkte, ook lange tijd gebruikt om aan te geven hoe sterk het schijnsel van een vuurtoren was. Ook raadslid Dragt heeft hier mee te maken, in zijn werkplaats heeft hij twee lampen van verschillende lichtsterkte, of hij een verschillend tarief kan betalen of de lampen om kan wisselen. Aan alles is gedacht: verschillende tarieven voor verschillende lichtsterkten en de lampen zijn verkrijgbaar bij een winkelierster.

In 1921 heeft de directeur van de IJsselcentrale een nieuwe grote afnemer gevonden, de plaatselijke Coöperatieve zuivelfabriek De Eendracht wordt aangesloten op het netwerk. Een grote afnemer is belangrijk, het drukt de overhaed kosten enigszins. 

Besparen waar mogelijk, bijvoorbeeld op de straatverlichting. Vaak werd er pas een uur na zonsondergang licht ontstoken en dan in de loop van de avond weer geblust of gedoofd. In de ochtenduren moesten de lantaarns dan weer ontstoken worden. De regelmaat waarmee vragen of dit onderwerp worden gesteld in de raadsvergadering geeft voldoende aan dat het niet allemaal vlekkeloos verliep. In november 1919 blijkt uit onderzoek dat het laten branden van de verlichting tijdens de vroege ochtenduren gedurende drie maanden 1000 gulden kost. Burgemeester en Wethouders adviseren negatief gelet op de hoogte van dit bedrag en het nadelig saldo van het elektriciteitsbedrijf. Waar wel mee ingestemd wordt is het latere tijdstip om de verlichting aan te laten op zaterdagavond tot half twaalf in plaats van elf uur. Verschillende keren gaat het over de straatverlichting in 't Fort of bij de havenkade. Op de kade is al snel een tweede lantaarn gewenst. Stad Vollenhove had in 1920 30 straatlantaarns staan. Een paar jaar eerder waren dat er nog 25.

Met de komst van elektrisch licht was het beroep van lantaarnopsteker overbodig geworden, op één plaats na. A. baron Sloet van Oldruinteborgh had nog een eigen petroleumlantaarn bij zijn woning staan die hij op eigen kosten liet aansteken en blussen. De gemeente verstrekte wel de benodigde brandstof. Nu was de gemeente wel erg voortvarend te werk gegaan want in 1921 is deze lantaarn uit het straatbeeld verdwenen zonder dat er een nieuwe electrische lantaarn voor in de plaats is gekomen. Het is niet de eerste keer dat de baron boos is op de gemeente. Ook de verlichting in het Kerksteegje laat te wensen over en de baron maakt er geen geheim van dat hem dat niet zint.

Het onderbreken van de stroomvoorziening lijkt dan een gegeven, het heeft wel gevolgen voor de vissers. Ook het havenlicht is nu letterlijk verstoken van het geven van licht en zal ook in de zomermaanden weer handmatig aangestoken en geblust moeten worden, in dit geval door de havenmeester en later zal de gemeentearbeider dat op zich nemen. Werkdagen van acht uur bestonden niet, 's avonds om tien uur het lciht aansteken en 's morgens om 6 uur weer blussen en dan nog een dag aan het werk. Meestal werd zo'n extra taak financiëel gecompenseerd door een hogere jaarwedde over een te komen, danwel een jaarlijkse gratificatie toe te kennen.

Stad Vollenhove kende in ieder geval al vanaf 1880 straatverlichting, petroleum was de meest geëigende brandstof maar de plaatselijke smid mocht ook een straatlantaarn ontwerpen die op benzine kon branden. Bij de jaarlijkse aanbesteding van brandstof wordt de suggestie gewekt dat de brandstof van de een beter licht geeft dan de brandstof van een andere leverancier. Hoe objectief zijn die geluiden als het om een leverancier uit de eigen omgeving gaat? 

Met het invoeren van elektrische straatverlichting verloren de lantaarnopstekers hun baan en inkomsten, als de gemeente een goed hart had dan was er ook een pensioen(tje) voor hen geregeld.

Voor belangstellenden die meer willen weten over het elektriciteitsbedrijf in Stad Vollenhove, in het Gemeentearchief Steenwijkerland is die informatie te vinden in toegangscode 26 en inventarisnummer 12 en volgende.

Verhaal geplaatst: 25 februari 2016

Foto: Beeldbank gemeente Steenwijkerland, feestelijke bijeenkomst ingebruikname straatverlichting in Belt-Schutsloot met de Burgemeester van Wanneperveen en Commissaris van de Koningin van Overijssel. 

Trefwoorden:Electriciteit straatverlichting StadVollenhove
Periode:1917-1922
Locatie:Vollenhove

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.